Inleiding

Het Nationaal Geografisch Instituut is de rechtstreekse erfgenaam van het in 1831 opgerichte Krijgsdepot, voornamelijk bekend onder Dépot de la Guerre (DLG). Sinds die oprichting zijn de doelstellingen van de instelling echter grondig veranderd. Oorspronkelijk was de instelling bedoeld als een logistiek instrument voor het leger, maar doorheen de jaren is het gaandeweg geëvolueerd naar een wetenschappelijke organisatie ten dienste van de samenleving.

Het Krijgs- en Topografisch depot (1831-1878)

Het Dépot de la Guerre et de la Topographie (DLG) werd opgericht op 26 januari 1831 bij decreet van het Voorlopig Bewind met als opdracht de grenzen vast te leggen en het nieuwe land van militaire kaarten te voorzien. In de praktijk stelde deze militaire divisie onder het Commissariaat-generaal van Oorlog weinig voor en waren er weinig middelen om kaarten zelf te vervaardigen. Het weinige personeel was voornamelijk van Franse afkomst en men steunde op reeds bestaande data en kaarten, zoals de triangulatiemetingen van Erzey en de topografische kaarten van Philippe Vandermaelen. Pas op 30 september 1843 wordt de concrete opdracht van het DLG geformuleerd: het vervaardigen van een officiële topografische kaart van het Koninkrijk België.

In 1844 wordt generaal Nerenburger aangesteld als hoofd van het DLG. Hij beoordeelt dat de reeds bestaande informatie (triangulatie van Erzey uit de Hollandse periode) en kaarten (op schaal 1:20.000 van Vandermaelen) van onvoldoende kwaliteit zijn om te gebruiken als basis voor een nieuwe kaart. Hij beslist daarop dat de nieuwe topografische kaart van België volledig van nul moet beginnen en op schaal 1:40.000 zou worden gemaakt. De kaart zou bestaan uit 72 kaartbladen. Het budget voor het vervaardigen van de topografische kaart wordt pas in 1860 toegekend, waardoor er tussen 1844 en 1860 vooral een hoop voorbereidend werk wordt gedaan. Bij het opstellen van de minuut-kaartbladen op schaal 1:20.000 in de jaren 1860 besliste men om ook een topografische kaart op deze schaal uit te geven.

Topografische Geniebrigade (1847-1880)

In 1847 wordt een speciaal onderdeel van het Geniekorps opgericht met als doelstelling het opstellen van exacte en uniforme plannen van versterkte posities en hun omgeving in België. Deze sectie heette de Brigade Topographique du Génie (BTG). De plannen die zij gecreëerd hebben werden in die tijd samen met alle bijhorende archiefdocumenten bewaard in de archieven van het DLG. In 1880 wordt de BTG opgenomen in het Militair Cartografisch Instituut, de opvolger van het DLG (zie hieronder). Daar worden dezelfde activiteiten verdergezet tot ongeveer 1914. Daarna is er geen spoor meer van de BTG te vinden in de schriftelijke neerslag en is ze dus vermoedelijk opgehouden met te bestaan.

De BTG was dus oorspronkelijk een zelfstandig onderdeel van het leger. Toch was het onlosmakelijk verbonden met het DLG en het MCI, en zou het er uiteindelijk deel van gaan uitmaken.

Militair Cartografisch Instituut (1878-1947)

Op 30 juni 1878 wordt het Militair Cartografisch Instituut (MCI) opgericht, de opvolger van het DLG. Deze instelling viel rechtstreeks onder de bevoegdheid van de minister van Oorlog en was dus niet langer vastgebonden als divisie van het leger. Zo kreeg het MCI meer armslag om een meer maatschappelijke rol te gaan vervullen naast de militaire hoofdtaak.

Militair Geografisch Instituut (1947-1976)

Na WOII draagt het MCI bij tot het opmeten van de schade aan de infrastructuur en moet het wederom de netten heropbouwen. Daarnaast wordt er beslist om over te schakelen van de Bonne naar de Lambertprojectie. Daarvoor werd voor de topografische basis van de kaart ook meteen overgeschakeld naar de fotogrammetrische methode, op basis van luchtfoto’s, die tijdens de oorlog een steile opmars had gemaakt. Om aan deze vernieuwingen tegemoet te komen, werd de instelling wederom omgevormd. Op 5 maart 1947 werd bij besluit van de Regent het Militair Geografisch Instituut (MGI) opgericht waarbij de dubbele opdracht duidelijk in de verf werd gezet: militair-industrieel (productie van kaarten) en wetenschappelijk (permanent onderzoek). Deze omvorming betekende ook de eerste intrede van civiel, wetenschappelijk personeel.

Met de overgang naar de fotogrammetrische methode wordt ook meteen besloten om een nieuwe basiskaart op schaal 1:25.000 te maken die de aloude 1:20.000 moet vervangen. Dit was namelijk de meest gehanteerde schaal in het kader van de NAVO en zorgde dus voor een makkelijkere samenwerking.

Nationaal Geografisch Instituut (1976-heden)

De verwetenschappelijking van de instelling zette zich in de jaren ’50 en ’60 voort. Er werd beslist om een demilitarisering door te voeren en zo de instelling volledig in dienst van de staat en bevolking te zetten. De wet van 8 juni 1976 richt het Nationaal Geografisch Instituut op, een parastatale instelling type B onder voogdij van de minister van Defensie. De bijkomende doelstellingen zijn om een spilfiguur te spelen voor geografische informatie binnen de verschillende overheden, een centrale gegevensdatabank op te stellen en te onderhouden, en het land volledig te bedekken met actuele luchtfoto’s.

In de jaren ’90 kwam de digitalisering volop op gang met de start van de eerste volledig digitale uitgaven (1:10.000 en 1:20.000). De geografische data zelf werd gedigitaliseerd en kon volgens gespecialiseerde werkprocessen naar een volledige andere schaal worden omgezet (= generalisatie).