De Geodesie

Geodesie komt van het Griekse gễ -aarde- en daíô -verdelen is de wetenschap die de aarde beschrijft. Ze is onmisbaar voor wie geografische kaarten wil maken.

De meest courante toepassing ervan is de positionering van punten op de kaarttekening. De punten waarvan men de positie zoekt, worden op het terrein geconcretiseerd door palen of door klinknagels die stevig zijn vastgemaakt in de bodem. Deze punten moeten stabiel en vast zijn. Ze vormen de basis voor de observatie van andere punten over het hele land.

Hun onderlinge positie wordt bepaald met een theodoliet. Dat is een mobiele kijker die wordt gemonteerd op een cirkel die is onderverdeeld in graden. Zo bepaalt men de hoek met de andere signalen waarnaar men kijkt.

Bovenop deze palen bouwden de geografen observatietorens waarop de geodeet zich installeerde met zijn theodoliet (in dit geval op 28,5 meter). Op de top van de pyloon, op 32 meter, stond een baken die zichtbaar was vanop de andere punten. Vanop deze toren heeft men de hoek bepaald met de Leeuw van Waterloo, de klokkentoren van Jumet, het geodetisch signaal van Mont-Sainte-Geneviève, de signalen van Mainvault en Kester, en weer terug. Deze hoekmetingen vormen een canvas van driehoeken dat, wanneer men het overbrengt op het projectievlak van de kaart, een star “skelet” vormt dat de cartografen aanvullen met symbolen die het terrein voorstellen om zo een geometrisch correcte kaart te maken.

De positie van enkele belangrijke punten van dit canvas wordt gemeten ten opzichte van de sterren. Dit heet geodetische astronomie. Er wordt dan een tijdelijk veldobservatorium geïnstalleerd in de nabijheid. In de 20ste eeuw werden er zwaartekrachtmetingen uitgevoerd. Daarmee wordt de afwijking van de verticaal als gevolg van lokale verschillen in zwaartekracht gemeten.

De « Bonhomme de Fer »

In 1845 kreeg het Dépôt de la Guerre (krijgsdepot) de opdracht om de kaart van België op te maken. Het gehucht « La Tête du Bois » werd gekozen als een van de punten van het geodetisch canvas van het land. Rond 1863 werd er een signaal geïnstalleerd boven een stenen merkteken, dat later vervangen werd door een “IJzeren man”. De kaarten van 1865 tot 1891 vermelden een “geodetisch punt van de eerste orde”. IJzeren mannen zijn zeer nauwkeurige merktekens die diep verankerd zijn in de grond en waarvan de positie astronomisch bepaald wordt.

Bovenop dit merkteken bouwde een ondernemer uit Braine-le-Comte (’s Gravenbrakel), Melchior Lassinat, een houten toren met daarop een cabine. In de toren stond een hijstoestel waarmee het bovenste stuk van de toren op- en neergelaten kon worden, waardoor een kleine holle kegel zichtbaar werd, die het punt concreet voorstelde.

In 1952 werd hier voor de laatste keer een pyloon opgericht. Sinds 1980 meten GPS-satellieten de aarde vanuit de ruimte en het Nationaal Geografisch Instituut vangt de signalen van deze satellieten op, meer bepaald gecentreerd boven het punt.

De geodetische site van de “IJzeren man” is eigendom van de stad Braine-le-Comte (’s Gravenbrakel) maar de paal en het terrein van 3,14 m² waarop hij staat zijn staatseigendom. Dit perceel is bij wet beschermd.